verruilen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verruil | verruilde | heb verruild |
jij, je, u | verruilt | verruilde | hebt verruild |
hij, zij, het | verruilt | verruilde | heeft verruild |
wij | verruilen | verruilden | hebben verruild |
jullie | verruilen | verruilden | hebben verruild |
zij, ze | verruilen | verruilden | hebben verruild |
PresensBeta
Example presens sentences for Verruilen with some of the pronouns.
- Ik verruil mijn oude boeken voor nieuwe exemplaren.
- Jij verruilt je fiets regelmatig voor een auto.
- Hij verruilt zijn baan bij de bank voor een carrière in de kunst.
- Zij verruilen hun appartement voor een huis met een tuin.
- Wij verruilen ons geld voor euro's wanneer we op reis gaan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verruilen with some of the pronouns.
- Vroeger ruilde ik mijn speelgoed met vrienden.
- Toen ik jong was, ruilde jij altijd je lunchpakket op school.
- Hij ruilde regelmatig van werkgever tijdens zijn loopbaan.
- Zij ruilden hun huis in de stad in voor een boerderij op het platteland.
- Wij ruilden vaak cadeaus met elkaar tijdens de feestdagen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verruilen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn oude telefoon verruild voor een nieuwe.
- Jij hebt je oude kleding verruild tegen trendy outfits.
- Hij heeft zijn motor verruild voor een snellere versie.
- Zij hebben hun vakantiebestemming verruild voor een ander land.
- Wij hebben onze auto verruild voor een zuiniger model.