verstappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verstap | verstapte | heb verstapt |
jij, je, u | verstapt | verstapte | hebt verstapt |
hij, zij, het | verstapt | verstapte | heeft verstapt |
wij | verstappen | verstapten | hebben verstapt |
jullie | verstappen | verstapten | hebben verstapt |
zij, ze | verstappen | verstapten | hebben verstapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verstappen with some of the pronouns.
- Max Verstappen wint de Grand Prix van Nederland.
- Ik verstap me altijd als ik te snel loop.
- Jij verstapt je voet tijdens het sporten.
- Hij verstapt zich op de trap en valt.
- Wij verstappen ons in de drukke menigte.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verstappen with some of the pronouns.
- Vroeger verstapte Max Verstappen zich vaak tijdens races.
- Toen ik jong was, verstapte ik me regelmatig.
- Jij verstapte je voet toen je ging hardlopen.
- Hij verstapte zich op dezelfde plek elke keer.
- Als kind verstapten wij ons vaak in het bos.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verstappen with some of the pronouns.
- Max Verstappen heeft de race gewonnen.
- Ik ben vorige week gestruikeld en heb mezelf verstapt.
- Jij hebt je voet verzwikt tijdens het voetballen.
- Hij is gisteren van de trap gevallen omdat hij zich verstapt heeft.
- Wij zijn verdwaald en hebben ons flink verstapt.