afficheren

Conjugations List of Afficheren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikafficheerafficheerdeheb geafficheerd
jij, je, uafficheertafficheerdehebt geafficheerd
hij, zij, hetafficheertafficheerdeheeft geafficheerd
wijafficherenafficheerdenhebben geafficheerd
jullieafficherenafficheerdenhebben geafficheerd
zij, zeafficherenafficheerdenhebben geafficheerd

Presens

Example presens sentences for Afficheren with some of the pronouns.

  • Ik afficheer de aankondiging op het bord.
  • Jij afficheert de posters in de gang.
  • Hij/Zij afficheert de nieuwe regels in de klas.
  • Wij afficheren de evenementen in de buurt.
  • Zij afficheren de reclamecampagne op verschillende locaties.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afficheren with some of the pronouns.

  • Vroeger afficheerde ik de aankondigingen op het bord.
  • Vroeger afficheerde jij de posters in de gang.
  • Vroeger afficheerde hij/zij de nieuwe regels in de klas.
  • Vroeger afficheerden wij de evenementen in de buurt.
  • Vroeger afficheerden zij de reclamecampagne op verschillende locaties.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afficheren with some of the pronouns.

  • Ik heb de aankondiging op het bord geafficheerd.
  • Jij hebt de posters in de gang geafficheerd.
  • Hij/Zij heeft de nieuwe regels in de klas geafficheerd.
  • Wij hebben de evenementen in de buurt geafficheerd.
  • Zij hebben de reclamecampagne op verschillende locaties geafficheerd.