vertikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vertik | vertikte | heb vertikt |
jij, je, u | vertikt | vertikte | hebt vertikt |
hij, zij, het | vertikt | vertikte | heeft vertikt |
wij | vertikken | vertikten | hebben vertikt |
jullie | vertikken | vertikten | hebben vertikt |
zij, ze | vertikken | vertikten | hebben vertikt |
Presens
Example presens sentences for Vertikken with some of the pronouns.
- Ik vertik het om mijn huiswerk te maken.
- Jij vertikt het altijd om op tijd te komen.
- Hij vertikt het om zijn kamer op te ruimen.
- Zij vertikt het om boodschappen te doen.
- Wij vertikken het om te luisteren naar slechte muziek.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vertikken with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, vertikte ik het om groenten te eten.
- Vroeger vertikte jij het om je kamer op te ruimen.
- Hij vertikte het altijd om zijn huiswerk te maken.
- Zij vertikte het om naar school te gaan.
- Wij vertikten het om naar dat vervelende feestje te gaan.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vertikken with some of the pronouns.
- Ik heb het vertikt om gisteren naar de vergadering te gaan.
- Jij hebt het altijd vertikt om je excuses aan te bieden.
- Hij heeft het vertikt om zijn belofte waar te maken.
- Zij heeft het vertikt om haar vriendin te bellen.
- Wij hebben het vertikt om naar die saaie film te kijken.