vertrappen

Conjugations List of Vertrappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvertrapvertrapteheb vertrapt
jij, je, uvertraptvertraptehebt vertrapt
hij, zij, hetvertraptvertrapteheeft vertrapt
wijvertrappenvertraptenhebben vertrapt
jullievertrappenvertraptenhebben vertrapt
zij, zevertrappenvertraptenhebben vertrapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Vertrappen with some of the pronouns.

  • Ik vertrap de bloemen in de tuin.
  • Jij vertrapt de bladeren op het pad.
  • Hij vertrapt de insecten onder zijn schoenen.
  • Wij vertrappen geen gras op het voetbalveld.
  • Zij vertrappen de regels en veroorzaken problemen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vertrappen with some of the pronouns.

  • Ik vertrapte altijd de bloemen in de tuin.
  • Jij vertrapte de bladeren op het pad gisteren.
  • Hij vertrapte vaak de insecten onder zijn schoenen.
  • Wij vertrapten nooit gras op het voetbalveld.
  • Zij vertrapten vroeger altijd de regels.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vertrappen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloemen in de tuin vertrapt.
  • Jij hebt de bladeren op het pad vertrapt.
  • Hij heeft de insecten onder zijn schoenen vertrapt.
  • Wij hebben geen gras op het voetbalveld vertrapt.
  • Zij hebben de regels vertrapt en problemen veroorzaakt.