vertroosten

Conjugations List of Vertroosten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvertroostvertroostteheb vertroost
jij, je, uvertroostvertroosttehebt vertroost
hij, zij, hetvertroostvertroostteheeft vertroost
wijvertroostenvertroosttenhebben vertroost
jullievertroostenvertroosttenhebben vertroost
zij, zevertroostenvertroosttenhebben vertroost

Presens
Beta

Example presens sentences for Vertroosten with some of the pronouns.

  • Ik vertroost mijn vriend wanneer hij verdrietig is.
  • Jij vertroost je zusje na haar val.
  • Hij vertroost de huilende baby.
  • Zij vertroost haar vriendin na een moeilijke dag.
  • Wij vertroosten onze buurman na het verlies van zijn huisdier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vertroosten with some of the pronouns.

  • Ik troostte mijn vriend toen hij verdrietig was.
  • Jij troostte je zusje na haar val.
  • Hij troostte de huilende baby.
  • Zij troostte haar vriendin na een moeilijke dag.
  • Wij troostten onze buurman na het verlies van zijn huisdier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vertroosten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vriend vertroost toen hij verdrietig was.
  • Jij hebt je zusje getroost na haar val.
  • Hij heeft de huilende baby vertroost.
  • Zij heeft haar vriendin getroost na een moeilijke dag.
  • Wij hebben onze buurman getroost na het verlies van zijn huisdier.