verzoeten

Conjugations List of Verzoeten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverzoetverzoetteheb verzoet
jij, je, uverzoetverzoettehebt verzoet
hij, zij, hetverzoetverzoetteheeft verzoet
wijverzoetenverzoettenhebben verzoet
jullieverzoetenverzoettenhebben verzoet
zij, zeverzoetenverzoettenhebben verzoet

Presens
Beta

Example presens sentences for Verzoeten with some of the pronouns.

  • Ik verzacht mijn koffie met suiker.
  • Jij verzacht de thee met honing.
  • Hij/Zij verzacht zijn/haar stemgeluid door te fluisteren.
  • Wij verzachten de pijn met een ijskompres.
  • Jullie verzachten de sfeer met jullie vrolijkheid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verzoeten with some of the pronouns.

  • Ik verzachtte mijn koffie met suiker.
  • Jij verzachtte de thee met honing.
  • Hij/Zij verzachtte zijn/haar stemgeluid door te fluisteren.
  • Wij verzachtten de pijn met een ijskompres.
  • Jullie verzachtten de sfeer met jullie vrolijkheid.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verzoeten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn koffie met suiker verzacht.
  • Jij hebt de thee met honing verzacht.
  • Hij/Zij heeft zijn/haar stemgeluid verzacht door te fluisteren.
  • Wij hebben de pijn verzacht met een ijskompres.
  • Jullie hebben de sfeer verzacht met jullie vrolijkheid.