voorliggen

Conjugations List of Voorliggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklig voorlag voorheb voorgelegen
jij, je, uligt voorlag voorhebt voorgelegen
hij, zij, hetligt voorlag voorheeft voorgelegen
wijliggen voorlagen voorhebben voorgelegen
jullieliggen voorlagen voorhebben voorgelegen
zij, zeliggen voorlagen voorhebben voorgelegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorliggen with some of the pronouns.

  • Het probleem ligt nu voor.
  • De opties liggen op tafel.
  • De beslissingen liggen bij het management.
  • De uitdaging ligt in het vinden van een oplossing.
  • De verantwoordelijkheid ligt bij jou.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorliggen with some of the pronouns.

  • Het probleem lag gisteren voor.
  • De opties lagen vorige week op tafel.
  • De beslissingen lagen eerder bij het bestuur.
  • De uitdaging lag in het overwinnen van obstakels.
  • De verantwoordelijkheid lag altijd bij ons.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorliggen with some of the pronouns.

  • Het probleem heeft voor mij gelegen.
  • De opties hebben al langere tijd voor ons gelegen.
  • De beslissingen hebben bij het team gelegen.
  • De uitdaging heeft in de planning gelegen.
  • De verantwoordelijkheid heeft bij haar gelegen.