voortellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tel voor | telde voor | heb voorgeteld |
jij, je, u | telt voor | telde voor | hebt voorgeteld |
hij, zij, het | telt voor | telde voor | heeft voorgeteld |
wij | tellen voor | telden voor | hebben voorgeteld |
jullie | tellen voor | telden voor | hebben voorgeteld |
zij, ze | tellen voor | telden voor | hebben voorgeteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Voortellen with some of the pronouns.
- Ik stel mezelf voor aan mijn nieuwe collega's.
- Hij stelt zijn plan voor aan de directeur.
- Zij stellen een interessant idee voor tijdens de vergadering.
- Wij stellen voor om het project op te splitsen in verschillende fasen.
- Jullie stellen je kandidaat voor de functie van teamleider.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voortellen with some of the pronouns.
- Ik stelde mezelf voor aan mijn nieuwe collega's.
- Hij stelde zijn plan voor aan de directeur.
- Zij stelden een interessant idee voor tijdens de vergadering.
- Wij stelden voor om het project op te splitsen in verschillende fasen.
- Jullie stelden je kandidaat voor de functie van teamleider.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voortellen with some of the pronouns.
- Ik heb mezelf voorgesteld aan mijn nieuwe collega's.
- Hij heeft zijn plan voorgesteld aan de directeur.
- Zij hebben een interessant idee voorgesteld tijdens de vergadering.
- Wij hebben voorgesteld om het project op te splitsen in verschillende fasen.
- Jullie hebben je kandidaat gesteld voor de functie van teamleider.