vooruitsteken

Conjugations List of Vooruitsteken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksteek vooruitstak vooruitheb vooruitgestoken
jij, je, usteekt vooruitstak vooruithebt vooruitgestoken
hij, zij, hetsteekt vooruitstak vooruitheeft vooruitgestoken
wijsteken vooruitstaken vooruithebben vooruitgestoken
julliesteken vooruitstaken vooruithebben vooruitgestoken
zij, zesteken vooruitstaken vooruithebben vooruitgestoken

Presens
Beta

Example presens sentences for Vooruitsteken with some of the pronouns.

  • Ik steek mijn hand vooruit.
  • Jij steekt altijd je tong vooruit.
  • Hij steekt zijn neus vooruit.
  • Zij steekt haar voet vooruit.
  • Wij steken onze vlag vooruit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vooruitsteken with some of the pronouns.

  • Ik stak mijn hand vooruit.
  • Jij stak altijd je tong vooruit.
  • Hij stak zijn neus vooruit.
  • Zij stak haar voet vooruit.
  • Wij staken onze vlag vooruit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vooruitsteken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn hand vooruitgestoken.
  • Jij hebt altijd je tong vooruitgestoken.
  • Hij heeft zijn neus vooruitgestoken.
  • Zij heeft haar voet vooruitgestoken.
  • Wij hebben onze vlag vooruitgestoken.