weerstreven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | weerstreef | weerstreefde | heb weerstreefd |
jij, je, u | weerstreeft | weerstreefde | hebt weerstreefd |
hij, zij, het | weerstreeft | weerstreefde | heeft weerstreefd |
wij | weerstreven | weerstreefden | hebben weerstreefd |
jullie | weerstreven | weerstreefden | hebben weerstreefd |
zij, ze | weerstreven | weerstreefden | hebben weerstreefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Weerstreven with some of the pronouns.
- Ik weerstreef de veranderingen in het beleid.
- Jij weerstreeft zijn advies altijd.
- Hij weerstreven de nieuwe regels van het spel.
- Wij weerstreven de gevestigde orde.
- Zij weerstreven elke vorm van autoriteit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weerstreven with some of the pronouns.
- Ik weerstreefde de veranderingen in het beleid.
- Jij weerstreefde zijn advies altijd.
- Hij weerstreefde de nieuwe regels van het spel.
- Wij weerstreefden de gevestigde orde.
- Zij weerstreefden elke vorm van autoriteit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weerstreven with some of the pronouns.
- Ik heb de veranderingen in het beleid weerstreven.
- Jij hebt zijn advies altijd weerstreven.
- Hij heeft de nieuwe regels van het spel weerstreven.
- Wij hebben de gevestigde orde weerstreven.
- Zij hebben elke vorm van autoriteit weerstreven.