wegsmelten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | smelt weg | smolt weg | ben weggesmolten |
jij, je, u | smelt weg | smolt weg | bent weggesmolten |
hij, zij, het | smelt weg | smolt weg | is weggesmolten |
wij | smelten weg | smolten weg | zijn weggesmolten |
jullie | smelten weg | smolten weg | zijn weggesmolten |
zij, ze | smelten weg | smolten weg | zijn weggesmolten |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegsmelten with some of the pronouns.
- De ijslolly smelt weg in de zon.
- Ik smelt chocolade voor het dessert.
- Het ijsblokje smelt langzaam in het glas.
- De sneeuw smelt als de temperatuur stijgt.
- De kaarsen smelten door de hitte van de vlam.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegsmelten with some of the pronouns.
- Vroeger smolt ik ijsjes weg op hete zomerdagen.
- Toen we thuiskwamen, smolt de chocolade weg op het aanrecht.
- Als kind smolten we kaarsen om zelf kaarsen te maken.
- Elke winter smolt de sneeuw weg zodra de lente begon.
- In die tijd smolten we boter in een pannetje op het fornuis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegsmelten with some of the pronouns.
- Ik ben chocolade weggesmolten voor het dessert.
- Het ijsblokje is langzaam weggesmolten in het glas.
- De sneeuw is gesmolten toen de temperatuur steeg.
- De kaarsen zijn gesmolten door de hitte van de vlam.
- We hebben de boter weggesmolten om te bakken.