wegzuigen

Conjugations List of Wegzuigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzuig wegzoog wegheb weggezogen
jij, je, uzuigt wegzoog weghebt weggezogen
hij, zij, hetzuigt wegzoog wegheeft weggezogen
wijzuigen wegzogen weghebben weggezogen
julliezuigen wegzogen weghebben weggezogen
zij, zezuigen wegzogen weghebben weggezogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegzuigen with some of the pronouns.

  • Ik zuig de kamer schoon.
  • Jij zuigt het stof weg.
  • Hij/Zij/Het zuigt de vloer grondig.
  • Wij zuigen de bladeren op.
  • Jullie zuigen de luchtvervuiling weg.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegzuigen with some of the pronouns.

  • Vroeger zoog ik altijd het tapijt schoon.
  • Toen ik jong was, zoog jij altijd de auto uit.
  • Hij/Zij/Het zoog vroeger de ramen van het huis.
  • Wij zogen vroeger de afvoerpijp leeg.
  • Jullie zogen altijd de modder van de schoenen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegzuigen with some of the pronouns.

  • Ik heb de stof weggezogen.
  • Jij hebt de kruimels weggezogen.
  • Hij/Zij/Het heeft het vuil weggezogen.
  • Wij hebben de rommel weggezogen.
  • Jullie hebben de insecten weggezogen.