wenken

Conjugations List of Wenken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwenkwenkteheb gewenkt
jij, je, uwenktwenktehebt gewenkt
hij, zij, hetwenktwenkteheeft gewenkt
wijwenkenwenktenhebben gewenkt
julliewenkenwenktenhebben gewenkt
zij, zewenkenwenktenhebben gewenkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Wenken with some of the pronouns.

  • Ik wenk naar mijn vriendin.
  • Jij wenkt naar de ober.
  • Hij/zij wenkt naar de taxichauffeur.
  • Wij wenken naar de kinderen in de speeltuin.
  • Jullie wenken naar de voorbijgangers.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wenken with some of the pronouns.

  • Ik wenkte naar mijn vriendin.
  • Jij wenkte naar de ober.
  • Hij/zij wenkte naar de taxichauffeur.
  • Wij wenkten naar de kinderen in de speeltuin.
  • Jullie wenkten naar de voorbijgangers.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wenken with some of the pronouns.

  • Ik heb naar mijn vriendin gewenkt.
  • Jij hebt naar de ober gewenkt.
  • Hij/zij heeft naar de taxichauffeur gewenkt.
  • Wij hebben naar de kinderen in de speeltuin gewenkt.
  • Jullie hebben naar de voorbijgangers gewenkt.