wijlen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wijl | wijlde | heb gewijld |
jij, je, u | wijlt | wijlde | hebt gewijld |
hij, zij, het | wijlt | wijlde | heeft gewijld |
wij | wijlen | wijlden | hebben gewijld |
jullie | wijlen | wijlden | hebben gewijld |
zij, ze | wijlen | wijlden | hebben gewijld |
PresensBeta
Example presens sentences for Wijlen with some of the pronouns.
- Wijlen jullie elke dag naar de supermarkt?
- Ik wijl regelmatig naar het park om te wandelen.
- Hij wijlt altijd vroeg op zondagochtend.
- Zij wijlen hun huis schoon voordat ze bezoek krijgen.
- Wij wijlen graag samen naar de bioscoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wijlen with some of the pronouns.
- Vroeger wijlde ik vaak met mijn vrienden naar het strand.
- Toen we jonger waren, wijlden we altijd samen naar feestjes.
- Hij wijlde elke dag naar zijn werk met de fiets.
- Zij wijlde vroeger veel boeken in haar vrije tijd.
- We wijlden altijd naar dezelfde vakantiebestemming.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wijlen with some of the pronouns.
- Ik heb gewijld in het buitenland tijdens mijn vakantie.
- Hebben jullie ooit gewijld in een ander land?
- Hij is naar Amerika gewijld voor een zakenreis.
- Zij heeft vorige maand naar een concert gewijld.
- We hebben gisteravond naar een toneelstuk gewijld.