wijsmaken

Conjugations List of Wijsmaken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaak wijsmaakte wijsheb wijsgemaakt
jij, je, umaakt wijsmaakte wijshebt wijsgemaakt
hij, zij, hetmaakt wijsmaakte wijsheeft wijsgemaakt
wijmaken wijsmaakten wijshebben wijsgemaakt
julliemaken wijsmaakten wijshebben wijsgemaakt
zij, zemaken wijsmaakten wijshebben wijsgemaakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Wijsmaken with some of the pronouns.

  • Ik maak hem wijs dat hij de loterij heeft gewonnen.
  • Jij maakt mij wijs dat je niet wist van het feestje.
  • Hij maakt zijn ouders wijs dat hij zijn huiswerk al af heeft.
  • Wij maken hen wijs dat we de beste spelers zijn.
  • Zij maken hun collega's wijs dat ze ziek zijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wijsmaken with some of the pronouns.

  • Ik maakte hem wijs dat ik de trein had gemist.
  • Jij maakte mij wijs dat je vroeger in het buitenland had gewoond.
  • Hij maakte zijn leraar wijs dat hij zijn boek was vergeten.
  • Wij maakten hen wijs dat we al hadden gegeten.
  • Zij maakten hun buren wijs dat ze een nieuw huis gingen kopen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wijsmaken with some of the pronouns.

  • Ik heb hem wijsgemaakt dat hij een promotie zou krijgen.
  • Jij hebt mij wijsgemaakt dat je de hele nacht hebt gestudeerd.
  • Hij heeft zijn vriendin wijsgemaakt dat hij haar cadeau al heeft gekocht.
  • Wij hebben hen wijsgemaakt dat we de wedstrijd zouden winnen.
  • Zij hebben hun baas wijsgemaakt dat ze al het werk hebben gedaan.