zabberen

Conjugations List of Zabberen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzabberzabberdeheb gezabberd
jij, je, uzabbertzabberdehebt gezabberd
hij, zij, hetzabbertzabberdeheeft gezabberd
wijzabberenzabberdenhebben gezabberd
julliezabberenzabberdenhebben gezabberd
zij, zezabberenzabberdenhebben gezabberd

Presens

Example presens sentences for Zabberen with some of the pronouns.

  • Ik zabber
  • Jij/zabbert
  • Hij/zij/het zabbert
  • Wij/zabberen
  • Jullie zabberen
  • Zij zabberen

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Zabberen with some of the pronouns.

  • Ik zabberde
  • Jij zabberde
  • Hij/zij/het zabberde
  • Wij zabberden
  • Jullie zabberden
  • Zij zabberden

Perfectum

Example perfectum sentences for Zabberen with some of the pronouns.

  • Ik heb gezabberd
  • Jij hebt gezabberd
  • Hij/zij/het heeft gezabberd
  • Wij hebben gezabberd
  • Jullie hebben gezabberd
  • Zij hebben gezabberd