zwikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwik | zwikte | ben gezwikt |
jij, je, u | zwikt | zwikte | bent gezwikt |
hij, zij, het | zwikt | zwikte | is gezwikt |
wij | zwikken | zwikten | zijn gezwikt |
jullie | zwikken | zwikten | zijn gezwikt |
zij, ze | zwikken | zwikten | zijn gezwikt |
Presens
Example presens sentences for Zwikken with some of the pronouns.
- Ik zwik
- Jij zwikt
- Hij/Zij/Het zwikt
- Wij zwikken
- Jullie zwikken
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Zwikken with some of the pronouns.
- Ik zwikte
- Jij zwikte
- Hij/Zij/Het zwikte
- Wij zwikten
- Jullie zwikten
Perfectum
Example perfectum sentences for Zwikken with some of the pronouns.
- Ik heb gezwikt
- Jij hebt gezwikt
- Hij/Zij/Het heeft gezwikt
- Wij hebben gezwikt
- Jullie hebben gezwikt