aandweilen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dweil aan | dweilde aan | heb aangedweild |
jij, je, u | dweilt aan | dweilde aan | hebt aangedweild |
hij, zij, het | dweilt aan | dweilde aan | heeft aangedweild |
wij | dweilen aan | dweilden aan | hebben aangedweild |
jullie | dweilen aan | dweilden aan | hebben aangedweild |
zij, ze | dweilen aan | dweilden aan | hebben aangedweild |
PresensBeta
Example presens sentences for Aandweilen with some of the pronouns.
- Ik aandweil regelmatig in het park.
- Jij aandweilt vaak bij de rivier.
- Hij/Zij aandweilt graag op het strand.
- Wij aandweilen meestal in de stad.
- Jullie aandweilen soms in de bergen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aandweilen with some of the pronouns.
- Ik dweilde regelmatig in het park.
- Jij dweilde vaak bij de rivier.
- Hij/Zij dweilde graag op het strand.
- Wij dweilden meestal in de stad.
- Jullie dweilden soms in de bergen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aandweilen with some of the pronouns.
- Ik heb aangedweild in het park.
- Jij hebt vaak aangedweild bij de rivier.
- Hij/Zij heeft graag op het strand aangedweild.
- Wij hebben meestal in de stad aangedweild.
- Jullie hebben soms in de bergen aangedweild.