aaneendragen

Conjugations List of Aaneendragen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdraag aaneendroeg aaneenheb aaneengedragen
jij, je, udraagt aaneendroeg aaneenhebt aaneengedragen
hij, zij, hetdraagt aaneendroeg aaneenheeft aaneengedragen
wijdragen aaneendroegen aaneenhebben aaneengedragen
julliedragen aaneendroegen aaneenhebben aaneengedragen
zij, zedragen aaneendroegen aaneenhebben aaneengedragen

Presens

Example presens sentences for Aaneendragen with some of the pronouns.

  • We dragen de boeken samen aan.
  • Jij draagt de zware tas naar huis.
  • De studenten dragen hun ideeĆ«n bij aan het project.
  • Hij draagt zijn verantwoordelijkheden met trots.
  • Ik draag een mooi sieraad bij mijn jurk.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aaneendragen with some of the pronouns.

  • We droegen de boeken samen aan.
  • Jij droeg de zware tas naar huis.
  • De studenten droegen hun ideeĆ«n bij aan het project.
  • Hij droeg zijn verantwoordelijkheden met trots.
  • Ik droeg een mooi sieraad bij mijn jurk.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aaneendragen with some of the pronouns.

  • We hebben de boeken samen aangedragen.
  • Jij hebt de zware tas naar huis gedragen.
  • De studenten hebben hun ideeĆ«n bijgedragen aan het project.
  • Hij heeft zijn verantwoordelijkheden met trots gedragen.
  • Ik heb een mooi sieraad bij mijn jurk gedragen.