aanklossen

Conjugations List of Aanklossen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklos aankloste aanheb aangeklost
jij, je, uklost aankloste aanhebt aangeklost
hij, zij, hetklost aankloste aanheeft aangeklost
wijklossen aanklosten aanhebben aangeklost
jullieklossen aanklosten aanhebben aangeklost
zij, zeklossen aanklosten aanhebben aangeklost

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanklossen with some of the pronouns.

  • Ik klos aan bij de club.
  • Jij klost aan bij de groep.
  • Hij/Zij klost aan bij het team.
  • Wij klossen aan bij de vereniging.
  • Zij klossen aan bij de organisatie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanklossen with some of the pronouns.

  • Ik kloste aan bij de club.
  • Jij kloste aan bij de groep.
  • Hij/Zij kloste aan bij het team.
  • Wij klosten aan bij de vereniging.
  • Zij klosten aan bij de organisatie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanklossen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangeklost bij de club.
  • Jij hebt aangeklost bij de groep.
  • Hij/Zij heeft aangeklost bij het team.
  • Wij hebben aangeklost bij de vereniging.
  • Zij hebben aangeklost bij de organisatie.