aanmatigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | matig aan | matigde aan | heb aangematigd |
jij, je, u | matigt aan | matigde aan | hebt aangematigd |
hij, zij, het | matigt aan | matigde aan | heeft aangematigd |
wij | matigen aan | matigden aan | hebben aangematigd |
jullie | matigen aan | matigden aan | hebben aangematigd |
zij, ze | matigen aan | matigden aan | hebben aangematigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanmatigen with some of the pronouns.
- Ik matig me aan om de leiding te nemen.
- Jij matigt je aan om oordeel te vellen.
- Hij/zij matigt zich aan om kritiek te leveren.
- Wij matigen ons aan om de verantwoordelijkheid te dragen.
- Zij matigen zich aan om beslissingen te nemen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanmatigen with some of the pronouns.
- Ik matigde me aan om de situatie te verbeteren.
- Jij matigde je aan om de discussie te domineren.
- Hij/zij matigde zich aan om zijn/haar mening op te leggen.
- Wij matigden ons aan om actie te ondernemen.
- Zij matigden zich aan om de normen te bepalen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanmatigen with some of the pronouns.
- Ik heb me aangematigd om het project te leiden.
- Jij hebt je aangematigd om advies te geven.
- Hij/zij heeft zich aangematigd om de controle over te nemen.
- Wij hebben ons aangematigd om de situatie te beoordelen.
- Zij hebben zich aangematigd om de regels te bepalen.