aansnorren

Conjugations List of Aansnorren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnor aansnorde aanben aangesnord
jij, je, usnort aansnorde aanbent aangesnord
hij, zij, hetsnort aansnorde aanis aangesnord
wijsnorren aansnorden aanzijn aangesnord
julliesnorren aansnorden aanzijn aangesnord
zij, zesnorren aansnorden aanzijn aangesnord

Presens
Beta

Example presens sentences for Aansnorren with some of the pronouns.

  • Ik snor aans.
  • Jij snort aans.
  • Hij/Zij/Het snort aans.
  • Wij snorren aans.
  • Jullie snorren aans.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aansnorren with some of the pronouns.

  • Ik snorde aans.
  • Jij snorde aans.
  • Hij/Zij/Het snorde aans.
  • Wij snorden aans.
  • Jullie snorden aans.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aansnorren with some of the pronouns.

  • Ik heb aangesnord.
  • Jij hebt aangesnord.
  • Hij/Zij/Het heeft aangesnord.
  • Wij hebben aangesnord.
  • Jullie hebben aangesnord.