aanwassen

Conjugations List of Aanwassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwas aanwies aanben aangewassen
jij, je, uwast aanwies aanbent aangewassen
hij, zij, hetwast aanwies aanis aangewassen
wijwassen aanwiesen aanzijn aangewassen
julliewassen aanwiesen aanzijn aangewassen
zij, zewassen aanwiesen aanzijn aangewassen

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanwassen with some of the pronouns.

  • Ik was aan
  • Jij wast aan
  • Hij/Zij/Het wast aan
  • Wij wassen aan
  • Jullie wassen aan

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanwassen with some of the pronouns.

  • Ik waste aan
  • Jij waste aan
  • Hij/Zij/Het waste aan
  • Wij wasten aan
  • Jullie wasten aan

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanwassen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangewassen
  • Jij hebt aangewassen
  • Hij/Zij/Het heeft aangewassen
  • Wij hebben aangewassen
  • Jullie hebben aangewassen