aanwoekeren

Conjugations List of Aanwoekeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwoeker aanwoekerde aanben aangewoekerd
jij, je, uwoekert aanwoekerde aanbent aangewoekerd
hij, zij, hetwoekert aanwoekerde aanis aangewoekerd
wijwoekeren aanwoekerden aanzijn aangewoekerd
julliewoekeren aanwoekerden aanzijn aangewoekerd
zij, zewoekeren aanwoekerden aanzijn aangewoekerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanwoekeren with some of the pronouns.

  • Het probleem woekert aan.
  • De onrust woekert voort.
  • De kosten van levensonderhoud woekeren steeds verder.
  • De ziekte woekert in het lichaam.
  • Het conflict woekert binnen de organisatie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanwoekeren with some of the pronouns.

  • Het probleem woekerde aan.
  • De onrust woekerde voort.
  • De kosten van levensonderhoud woekerden steeds verder.
  • De ziekte woekerde in het lichaam.
  • Het conflict woekerde binnen de organisatie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanwoekeren with some of the pronouns.

  • Het probleem is aangewoekerd.
  • De onrust is voortgewoekerd.
  • De kosten van levensonderhoud zijn steeds verder aangewoekerd.
  • De ziekte heeft in het lichaam gewoekerd.
  • Het conflict heeft binnen de organisatie gewoekerd.