aanzakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zak aan | zakte aan | ben aangezakt |
jij, je, u | zakt aan | zakte aan | bent aangezakt |
hij, zij, het | zakt aan | zakte aan | is aangezakt |
wij | zakken aan | zakten aan | zijn aangezakt |
jullie | zakken aan | zakten aan | zijn aangezakt |
zij, ze | zakken aan | zakten aan | zijn aangezakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanzakken with some of the pronouns.
- Ik zak regelmatig voor mijn examens aanzakken.
- Jij zakt soms voor je proefwerken aanzakken.
- Hij/zij zakt vaak voor zijn/haar toetsen aanzakken.
- Wij zakken af en toe voor onze presentaties aanzakken.
- Jullie zakken altijd voor jullie tentamens aanzakken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanzakken with some of the pronouns.
- Ik zakte regelmatig voor mijn examens aanzakken.
- Jij zakte soms voor je proefwerken aanzakken.
- Hij/zij zakte vaak voor zijn/haar toetsen aanzakken.
- Wij zakten af en toe voor onze presentaties aanzakken.
- Jullie zakten altijd voor jullie tentamens aanzakken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanzakken with some of the pronouns.
- Ik ben voor mijn examen aangezakt.
- Jij bent voor je proefwerk aangezakt.
- Hij/zij is voor zijn/haar toets aangezakt.
- Wij zijn voor onze presentatie aangezakt.
- Jullie zijn voor jullie tentamen aangezakt.