achtergaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga achter | ging achter | ben achtergegaan |
jij, je, u | gaat achter | ging achter | bent achtergegaan |
hij, zij, het | gaat achter | ging achter | is achtergegaan |
wij | gaan achter | gingen achter | zijn achtergegaan |
jullie | gaan achter | gingen achter | zijn achtergegaan |
zij, ze | gaan achter | gingen achter | zijn achtergegaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Achtergaan with some of the pronouns.
- Ik ga achter met mijn huiswerk.
- Hij gaat achter op zijn betalingen.
- Zij gaat achter in de rij staan.
- We gaan achter het nieuws aan.
- Jullie gaan achter de feiten aanlopen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Achtergaan with some of the pronouns.
- Ik ging achter in mijn werk.
- Hij ging achter in zijn trainingsschema.
- Zij ging achter in haar kennis.
- We gingen achter in ons onderzoek.
- Jullie gingen achter in jullie resultaten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Achtergaan with some of the pronouns.
- Ik ben achtergegaan in mijn ontwikkeling.
- Hij is achtergegaan in zijn prestaties.
- Zij is achtergegaan in haar studie.
- We zijn achtergegaan in onze planning.
- Jullie zijn achtergegaan in jullie doelstellingen.