acquitteren

Conjugations List of Acquitteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikacquitteeracquitteerdeheb geacquitteerd
jij, je, uacquitteertacquitteerdehebt geacquitteerd
hij, zij, hetacquitteertacquitteerdeheeft geacquitteerd
wijacquitterenacquitteerdenhebben geacquitteerd
jullieacquitterenacquitteerdenhebben geacquitteerd
zij, zeacquitterenacquitteerdenhebben geacquitteerd

Presens

Example presens sentences for Acquitteren with some of the pronouns.

  • Ik acquitteer
  • Jij acquitteert
  • Hij/Zij acquitteert
  • Wij acquitteren
  • Jullie acquitteren

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Acquitteren with some of the pronouns.

  • Ik acquitteerde
  • Jij acquitteerde
  • Hij/Zij acquitteerde
  • Wij acquitteerden
  • Jullie acquitteerden

Perfectum

Example perfectum sentences for Acquitteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geacquitteerd
  • Jij hebt geacquitteerd
  • Hij/Zij heeft geacquitteerd
  • Wij hebben geacquitteerd
  • Jullie hebben geacquitteerd