afbrassen

Conjugations List of Afbrassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbras afbraste afben afgebrast
jij, je, ubrast afbraste afbent afgebrast
hij, zij, hetbrast afbraste afis afgebrast
wijbrassen afbrasten afzijn afgebrast
julliebrassen afbrasten afzijn afgebrast
zij, zebrassen afbrasten afzijn afgebrast

Presens
Beta

Example presens sentences for Afbrassen with some of the pronouns.

  • Ik bras af tijdens het feest.
  • Jij brast af in de discotheek.
  • Hij/Zij/Het brast af na de wedstrijd.
  • Wij brassen af op vakantie.
  • Jullie brassen af bij de barbecue.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afbrassen with some of the pronouns.

  • Ik bras af op feestjes vroeger.
  • Jij braste af tijdens onze reizen.
  • Hij/Zij/Het braste af na het werk.
  • Wij brasten af bij vrienden thuis.
  • Jullie brasten af tijdens de zomer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afbrassen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgebrast op het strand.
  • Jij hebt afgebrast tijdens de vakantie.
  • Hij/Zij/Het heeft afgebrast op het feestje.
  • Wij hebben afgebrast in het pretpark.
  • Jullie hebben afgebrast in de stad.