dorsen

Conjugations List of Dorsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdorsdorsteheb gedorst
jij, je, udorstdorstehebt gedorst
hij, zij, hetdorstdorsteheeft gedorst
wijdorsendorstenhebben gedorst
julliedorsendorstenhebben gedorst
zij, zedorsendorstenhebben gedorst

Presens

Example presens sentences for Dorsen with some of the pronouns.

  • Ik dors het graan op het veld.
  • Jij dorst de tarwe met de machine.
  • Hij/zij/dorst de haver in de schuur.
  • Wij dorsen het graan met behulp van moderne apparatuur.
  • Jullie dorsen de gerst voor de boer.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Dorsen with some of the pronouns.

  • Vroeger dorste ik het graan met de hand.
  • Als kind dorfte jij de tarwe op de ouderwetse manier.
  • Hij/zij dorste altijd de haver voor zijn/haar brood.
  • Wij dorsten het graan elk jaar in de zomer.
  • Jullie dorsten de gerst toen jullie nog op de boerderij woonden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Dorsen with some of the pronouns.

  • Ik heb het graan gedorsen gisteren.
  • Jij hebt de tarwe met de machine gedorst.
  • Hij/zij heeft de haver in de schuur gedorsen.
  • Wij hebben het graan met behulp van moderne apparatuur gedorsen.
  • Jullie hebben de gerst voor de boer gedorst.