afduikelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | duikel af | duikelde af | ben afgeduikeld |
jij, je, u | duikelt af | duikelde af | bent afgeduikeld |
hij, zij, het | duikelt af | duikelde af | is afgeduikeld |
wij | duikelen af | duikelden af | zijn afgeduikeld |
jullie | duikelen af | duikelden af | zijn afgeduikeld |
zij, ze | duikelen af | duikelden af | zijn afgeduikeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Afduikelen with some of the pronouns.
- Ik duikel af in het zwembad.
- Jij duikelt af van de glijbaan.
- Hij/Zij duikelt af op de trampoline.
- Wij duikelen af in de zee.
- Jullie duikelen af van de hoge duikplank.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afduikelen with some of the pronouns.
- Ik dook af in het zwembad.
- Jij dook af van de glijbaan.
- Hij/Zij dook af op de trampoline.
- Wij doken af in de zee.
- Jullie doken af van de hoge duikplank.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afduikelen with some of the pronouns.
- Ik ben afgeduikeld in het zwembad.
- Jij bent afgeduikeld van de glijbaan.
- Hij/Zij is afgeduikeld op de trampoline.
- Wij zijn afgeduikeld in de zee.
- Jullie zijn afgeduikeld van de hoge duikplank.