afketsen

Conjugations List of Afketsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkets afketste afheb afgeketst
jij, je, uketst afketste afhebt afgeketst
hij, zij, hetketst afketste afheeft afgeketst
wijketsen afketsten afhebben afgeketst
jullieketsen afketsten afhebben afgeketst
zij, zeketsen afketsten afhebben afgeketst

Presens
Beta

Example presens sentences for Afketsen with some of the pronouns.

  • Ik ketste de bal af naar mijn teamgenoot.
  • Jij ketst de bal af naar de andere kant van het veld.
  • Hij ketst de bal af met veel precisie.
  • Zij ketst de bal af en scoort een punt.
  • We ketsten de bal af tijdens de training.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afketsen with some of the pronouns.

  • Ik ketste de bal af naar mijn teamgenoot.
  • Jij ketste de bal af naar de andere kant van het veld.
  • Hij ketste de bal af met veel precisie.
  • Zij ketste de bal af en scoorde een punt.
  • We ketsten de bal af tijdens de training.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afketsen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal afgeketst naar mijn teamgenoot.
  • Jij hebt de bal afgeketst naar de andere kant van het veld.
  • Hij heeft de bal afgeketst met veel precisie.
  • Zij heeft de bal afgeketst en een punt gescoord.
  • We hebben de bal afgeketst tijdens de training.