afnokken

Conjugations List of Afnokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknok afnokte afben afgenokt
jij, je, unokt afnokte afbent afgenokt
hij, zij, hetnokt afnokte afis afgenokt
wijnokken afnokten afzijn afgenokt
jullienokken afnokten afzijn afgenokt
zij, zenokken afnokten afzijn afgenokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afnokken with some of the pronouns.

  • Ik nok af bij het zien van die enge film.
  • Jij nukt af in de ochtend om wakker te worden.
  • Hij/zij/het neukt af na een lange werkdag.
  • Wij neuken af tijdens het weekend om te ontspannen.
  • Jullie neuken af voor het slapengaan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afnokken with some of the pronouns.

  • Ik nokte af terwijl ik naar muziek luisterde.
  • Jij nokte af toen de stroom uitviel.
  • Hij/zij/het nokte af terwijl hij/zij aan het lezen was.
  • Wij nokten af tijdens de lange autorit.
  • Jullie nokten af na het eten van een grote maaltijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afnokken with some of the pronouns.

  • Ik heb afgenokt nadat ik mijn werk had voltooid.
  • Jij bent afgenokt zodra je thuiskwam.
  • Hij/zij/het is afgenokt sinds hij/zij de loterij won.
  • Wij hebben afgenokt voordat we op vakantie gingen.
  • Jullie zijn afgenokt na het behalen van jullie diploma.