afpompen

Conjugations List of Afpompen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpomp afpompte afheb afgepompt
jij, je, upompt afpompte afhebt afgepompt
hij, zij, hetpompt afpompte afheeft afgepompt
wijpompen afpompten afhebben afgepompt
julliepompen afpompten afhebben afgepompt
zij, zepompen afpompten afhebben afgepompt

Presens

Example presens sentences for Afpompen with some of the pronouns.

  • Ik pomp het water af.
  • Jij pompt het water af.
  • Hij/Zij/Het pompt het water af.
  • Wij pompen het water af.
  • Jullie pompen het water af.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afpompen with some of the pronouns.

  • Ik pompte het water af.
  • Jij pompte het water af.
  • Hij/Zij/Het pompte het water af.
  • Wij pompten het water af.
  • Jullie pompten het water af.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afpompen with some of the pronouns.

  • Ik heb het water afgepompt.
  • Jij hebt het water afgepompt.
  • Hij/Zij/Het heeft het water afgepompt.
  • Wij hebben het water afgepompt.
  • Jullie hebben het water afgepompt.