afseinen

Conjugations List of Afseinen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksein afseinde afheb afgeseind
jij, je, useint afseinde afhebt afgeseind
hij, zij, hetseint afseinde afheeft afgeseind
wijseinen afseinden afhebben afgeseind
jullieseinen afseinden afhebben afgeseind
zij, zeseinen afseinden afhebben afgeseind

Presens
Beta

Example presens sentences for Afseinen with some of the pronouns.

  • Ik sein af naar de trein.
  • Jij seint af naar de trein.
  • Hij/Zij/Het seint af naar de trein.
  • Wij seinen af naar de trein.
  • Jullie seinen af naar de trein.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afseinen with some of the pronouns.

  • Ik seinde af naar de trein.
  • Jij seinde af naar de trein.
  • Hij/Zij/Het seinde af naar de trein.
  • Wij seinde af naar de trein.
  • Jullie seinde af naar de trein.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afseinen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgezonden naar de trein.
  • Jij hebt afgezonden naar de trein.
  • Hij/Zij/Het heeft afgezonden naar de trein.
  • Wij hebben afgezonden naar de trein.
  • Jullie hebben afgezonden naar de trein.