wervelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wervel | wervelde | ben gewerveld |
jij, je, u | wervelt | wervelde | bent gewerveld |
hij, zij, het | wervelt | wervelde | is gewerveld |
wij | wervelen | wervelden | zijn gewerveld |
jullie | wervelen | wervelden | zijn gewerveld |
zij, ze | wervelen | wervelden | zijn gewerveld |
PresensBeta
Example presens sentences for Wervelen with some of the pronouns.
- Ik wervel in het rond op de dansvloer.
- Jij wervelt door de tuin als een dolle hond.
- Hij/Zij/Het wervelt elegant over het podium.
- Wij wervelen samen in een magische dans.
- Jullie wervelen vrolijk door het park.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wervelen with some of the pronouns.
- Vroeger wervelde ik graag door de stad op mijn skateboard.
- Toen ik jong was, werfelde jij altijd door de speeltuin.
- Hij/Zij/Het wervelde vroeger mee met de wind op het strand.
- Wij werkelden als kinderen vaak in de regen en genoten ervan.
- Jullie werfelden als kabouters in het bos tijdens het spelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wervelen with some of the pronouns.
- Ik heb gewerveld op het feest gisteravond.
- Jij bent door de lucht gewerveld tijdens het parachutespringen.
- Hij/Zij/Het is sierlijk gewerveld op het ijs.
- Wij hebben samen gewerveld op de muziek van de dj.
- Jullie zijn wild gewerveld tijdens het carnaval.