afspaden

Conjugations List of Afspaden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspaad afspaadde afheb afgespaad
jij, je, uspaadt afspaadde afhebt afgespaad
hij, zij, hetspaadt afspaadde afheeft afgespaad
wijspaden afspaadden afhebben afgespaad
julliespaden afspaadden afhebben afgespaad
zij, zespaden afspaadden afhebben afgespaad

Presens
Beta

Example presens sentences for Afspaden with some of the pronouns.

  • Ik spade af in de tuin.
  • Jij spadt af na het werk.
  • Hij/Zij spadt af in zijn/haar vrije tijd.
  • Wij spaden af op zaterdagochtend.
  • Jullie spaden af tijdens de vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afspaden with some of the pronouns.

  • Ik spadde af in de tuin.
  • Jij spadde af na het werk.
  • Hij/Zij spadde af in zijn/haar vrije tijd.
  • Wij spadden af op zaterdagochtend.
  • Jullie spadden af tijdens de vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afspaden with some of the pronouns.

  • Ik heb afgespade in de tuin.
  • Jij hebt afgespad na het werk.
  • Hij/Zij heeft afgespad in zijn/haar vrije tijd.
  • Wij hebben afgespad op zaterdagochtend.
  • Jullie hebben afgespad tijdens de vakantie.