afstrijken

Conjugations List of Afstrijken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstrijk afstreek afheb afgestreken
jij, je, ustrijkt afstreek afhebt afgestreken
hij, zij, hetstrijkt afstreek afheeft afgestreken
wijstrijken afstreken afhebben afgestreken
julliestrijken afstreken afhebben afgestreken
zij, zestrijken afstreken afhebben afgestreken

Presens

Example presens sentences for Afstrijken with some of the pronouns.

  • Ik strijk af op een stuk papier.
  • Jij strijkt af met de verfroller.
  • Hij/Zij strijkt af langs de muur.
  • Wij strijken af op een glad oppervlak.
  • Jullie strijken af met precisie.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afstrijken with some of the pronouns.

  • Ik streek af op het canvas.
  • Jij streek af met de kwast.
  • Hij/Zij streek af langs de randen.
  • Wij streken af op het paneel.
  • Jullie streken af met de spatel.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afstrijken with some of the pronouns.

  • Ik heb afgestreken op het schilderij.
  • Jij bent afgestreken op de tafel.
  • Hij/Zij is afgestreken op de vloer.
  • Wij hebben afgestreken op de kast.
  • Jullie zijn afgestreken op het doek.