afstrippen

Conjugations List of Afstrippen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstrip afstripte afheb afgestript
jij, je, ustript afstripte afhebt afgestript
hij, zij, hetstript afstripte afheeft afgestript
wijstrippen afstripten afhebben afgestript
julliestrippen afstripten afhebben afgestript
zij, zestrippen afstripten afhebben afgestript

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstrippen with some of the pronouns.

  • Ik strip af voor de schilderklus.
  • Jij stript af voordat je gaat slapen.
  • Hij/zij/het stript af na het sporten.
  • Wij strippen af voordat we naar het zwembad gaan.
  • Zij strippen af voor de zomerse hitte.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstrippen with some of the pronouns.

  • Ik strip af tijdens het klussen.
  • Jij stipte af voordat je ging eten.
  • Hij/zij/het stipte af na het hardlopen.
  • Wij stipten af voor de regenbui.
  • Zij stipten af tijdens de theatervoorstelling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstrippen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgestript voordat ik naar bed ging.
  • Jij hebt afgestript na het verven van de muren.
  • Hij/zij/het heeft afgestript voor de vakantie.
  • Wij hebben afgestript voor het feest.
  • Zij hebben afgestript nadat ze het huis schoonmaakten.