afstruinen

Conjugations List of Afstruinen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstruin afstruinde afheb afgestruind
jij, je, ustruint afstruinde afhebt afgestruind
hij, zij, hetstruint afstruinde afheeft afgestruind
wijstruinen afstruinden afhebben afgestruind
julliestruinen afstruinden afhebben afgestruind
zij, zestruinen afstruinden afhebben afgestruind

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstruinen with some of the pronouns.

  • Ik struin de stad af op zoek naar leuke winkels.
  • Jij struint de markt af om een koopje te vinden.
  • Hij/Zij/Het struint het internet af op zoek naar informatie.
  • Wij struinen de bossen af op zoek naar paddenstoelen.
  • Jullie struinen de kust af op zoek naar schelpen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstruinen with some of the pronouns.

  • Vroeger struinde ik altijd de vlooienmarkten af op zoek naar antiek.
  • Toen ik jong was, struinde jij vaak de straten af met je vrienden.
  • Hij/Zij/Het struinde elke week de boekwinkel af op zoek naar nieuwe titels.
  • Wij struinden vroeger regelmatig de natuurgebieden af op zoek naar wilde dieren.
  • Jullie struinden als kinderen de stranden af op zoek naar schatten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstruinen with some of the pronouns.

  • Ik heb de hele stad afgestruind op zoek naar dat ene boek.
  • Jij hebt de rommelmarkt afgestruind en veel interessante spullen gevonden.
  • Hij/Zij/Het heeft het hele huis afgestruind op zoek naar zijn sleutels.
  • Wij hebben de bibliotheek afgestruind op zoek naar studiemateriaal.
  • Jullie hebben de hele buurt afgestruind op zoek naar de verloren kat.