afvlekken

Conjugations List of Afvlekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlek afvlekte afheb afgevlekt
jij, je, uvlekt afvlekte afhebt afgevlekt
hij, zij, hetvlekt afvlekte afheeft afgevlekt
wijvlekken afvlekten afhebben afgevlekt
jullievlekken afvlekten afhebben afgevlekt
zij, zevlekken afvlekten afhebben afgevlekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afvlekken with some of the pronouns.

  • Ik vlek af op het bord.
  • Jij vlekt af op je kleding.
  • Hij/zij/vlekkt af met een doekje.
  • Wij vlekken af na het eten.
  • Jullie vlekken af in de keuken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afvlekken with some of the pronouns.

  • Ik vlekte af op het raam.
  • Jij vlekte af op de vloer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afvlekken with some of the pronouns.

  • Ik heb afgevlekt op de tafel.
  • Jij hebt afgevlekt op de muur.
  • Hij/zij heeft afgevlekt op het kleed.
  • Wij hebben afgevlekt op het papier.
  • Jullie hebben afgevlekt op de stoelen.