afvlieden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vlied af | vlood af | ben afgevloden |
jij, je, u | vliedt af | vlood af | bent afgevloden |
hij, zij, het | vliedt af | vlood af | is afgevloden |
wij | vlieden af | vloden af | zijn afgevloden |
jullie | vlieden af | vloden af | zijn afgevloden |
zij, ze | vlieden af | vloden af | zijn afgevloden |
PresensBeta
Example presens sentences for Afvlieden with some of the pronouns.
- Ik vlied af van de drukte.
- Jij vliedt af van je zorgen.
- Hij/Zij/Het vliedt af naar het bos.
- Wij vlieden af van de dagelijkse routine.
- Jullie vlieden af naar de kust.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afvlieden with some of the pronouns.
- Ik vloog af naar een andere stad.
- Jij vloog af na het werk.
- Hij/Zij/Het vloog af van de steile helling.
- Wij vlogen af met de eerste vlucht van de dag.
- Jullie vlogen af tijdens de zomervakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afvlieden with some of the pronouns.
- Ik ben afgevlogen naar een exotisch eiland.
- Jij bent afgevlogen voor een zakelijke bijeenkomst.
- Hij/Zij/Het is afgevlogen om zijn/haar familie te bezoeken.
- Wij zijn afgevlogen naar een tropisch paradijs.
- Jullie zijn afgevlogen naar een wintersportbestemming.