afwimpelen

Conjugations List of Afwimpelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwimpel afwimpelde afheb afgewimpeld
jij, je, uwimpelt afwimpelde afhebt afgewimpeld
hij, zij, hetwimpelt afwimpelde afheeft afgewimpeld
wijwimpelen afwimpelden afhebben afgewimpeld
julliewimpelen afwimpelden afhebben afgewimpeld
zij, zewimpelen afwimpelden afhebben afgewimpeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Afwimpelen with some of the pronouns.

  • Ik wimpel de vraag af.
  • Jij wimpelt de kritiek af.
  • Hij wimpelt de uitnodiging af.
  • Zij wimpelen de suggestie af.
  • Wij wimpelen de klacht af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afwimpelen with some of the pronouns.

  • Ik wimpelde de vraag af.
  • Jij wimpelde de kritiek af.
  • Hij wimpelde de uitnodiging af.
  • Zij wimpelden de suggestie af.
  • Wij wimpelden de klacht af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afwimpelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de vraag afgewimpeld.
  • Jij hebt de kritiek afgewimpeld.
  • Hij heeft de uitnodiging afgewimpeld.
  • Zij hebben de suggestie afgewimpeld.
  • Wij hebben de klacht afgewimpeld.