aligneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | aligneer | aligneerde | heb gealigneerd |
jij, je, u | aligneert | aligneerde | hebt gealigneerd |
hij, zij, het | aligneert | aligneerde | heeft gealigneerd |
wij | aligneren | aligneerden | hebben gealigneerd |
jullie | aligneren | aligneerden | hebben gealigneerd |
zij, ze | aligneren | aligneerden | hebben gealigneerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aligneren with some of the pronouns.
- Ik aligneer de tekst op de pagina.
- Jij aligneert de afbeeldingen in het document.
- Hij/Zij/Het aligneert de elementen op de website.
- Wij aligneren de kolommen in de tabel.
- Jullie aligneren de regels van de tekst.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aligneren with some of the pronouns.
- Ik aligneerde de tekst op de pagina.
- Jij aligneerde de afbeeldingen in het document.
- Hij/Zij/Het aligneerde de elementen op de website.
- Wij aligneerden de kolommen in de tabel.
- Jullie aligneerden de regels van de tekst.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aligneren with some of the pronouns.
- Ik heb de tekst op de pagina gealigneerd.
- Jij hebt de afbeeldingen in het document gealigneerd.
- Hij/Zij/Het heeft de elementen op de website gealigneerd.
- Wij hebben de kolommen in de tabel gealigneerd.
- Jullie hebben de regels van de tekst gealigneerd.