barbieren

Conjugations List of Barbieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbarbierbarbierdeheb gebarbierd
jij, je, ubarbiertbarbierdehebt gebarbierd
hij, zij, hetbarbiertbarbierdeheeft gebarbierd
wijbarbierenbarbierdenhebben gebarbierd
julliebarbierenbarbierdenhebben gebarbierd
zij, zebarbierenbarbierdenhebben gebarbierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Barbieren with some of the pronouns.

  • Ik barbier elke dag in mijn salon.
  • Jij barbiert je haar met een elektrische tondeuse.
  • Hij/Zij/Het barbiert zijn/haar baard voor het feest.
  • Wij barbieren ons gezamenlijk op zaterdagochtend.
  • Jullie barbieren regelmatig in deze kapperszaak.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Barbieren with some of the pronouns.

  • Vroeger barbierde ik mijn vrienden als hobby.
  • Jij barbierde altijd je eigen haar voordat je naar een feest ging.
  • Hij/Zij/Het barbierde zijn/haar baard lang voordat het mode werd.
  • Wij barbierden graag tijdens onze vakanties.
  • Jullie barbierden vroeger samen in een kleine kapperszaak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Barbieren with some of the pronouns.

  • Ik heb me vorige week laten barbieren bij de barbershop.
  • Jij bent al naar de kapper geweest en hebt je laten barbieren.
  • Hij/Zij/Het is trots op zijn/haar perfect gebarbierde snor.
  • Wij hebben onze baarden laten barbieren voor de bruiloft.
  • Jullie hebben je haren laten barbieren volgens de laatste trends.