aanhopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hoop aan | hoopte aan | heb aangehoopt |
jij, je, u | hoopt aan | hoopte aan | hebt aangehoopt |
hij, zij, het | hoopt aan | hoopte aan | heeft aangehoopt |
wij | hopen aan | hoopten aan | hebben aangehoopt |
jullie | hopen aan | hoopten aan | hebben aangehoopt |
zij, ze | hopen aan | hoopten aan | hebben aangehoopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanhopen with some of the pronouns.
- Ik hoop aan op een grote hoeveelheid informatie.
- Jij hoopt aan op waardevolle ervaringen.
- Hij hoopt aan op succesvolle resultaten.
- Wij hopen aan op nieuwe kansen.
- Zij hopen aan op financiƫle steun.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanhopen with some of the pronouns.
- Vroeger hoopte ik aan op positieve reacties.
- Toen hoopte jij aan op meer vrije tijd.
- Hij hoopte aan op een promotie.
- Wij hoopten aan op een gezamenlijk project.
- Zij hoopten aan op goede samenwerking.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanhopen with some of the pronouns.
- Ik heb aangehoopt op veel boeken.
- Jij hebt aangehoopt op interessante projecten.
- Hij heeft aangehoopt op extra vakantiedagen.
- Wij hebben aangehoopt op betere faciliteiten.
- Zij hebben aangehoopt op meer deelnemers.