bebossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bebos | beboste | heb bebost |
jij, je, u | bebost | beboste | hebt bebost |
hij, zij, het | bebost | beboste | heeft bebost |
wij | bebossen | bebosten | hebben bebost |
jullie | bebossen | bebosten | hebben bebost |
zij, ze | bebossen | bebosten | hebben bebost |
Presens
Example presens sentences for Bebossen with some of the pronouns.
- Ik bebos
- Jij bebossen
- Hij/Zij/Het bebossen
- Wij bossen
- Jullie bossen
- Zij bossen
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Bebossen with some of the pronouns.
- Ik bebosde
- Jij bebosde
- Hij/Zij/Het bebosde
- Wij bebosden
- Jullie bebosden
- Zij bebosden
Perfectum
Example perfectum sentences for Bebossen with some of the pronouns.
- Ik heb bebossen
- Jij hebt bebossen
- Hij/Zij/Het heeft bebossen
- Wij hebben bebossen
- Jullie hebben bebossen
- Zij hebben bebossen