behouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | behouw | behieuw | heb behouwen |
jij, je, u | behouwt | behieuw | hebt behouwen |
hij, zij, het | behouwt | behieuw | heeft behouwen |
wij | behouwen | behieuwen | hebben behouwen |
jullie | behouwen | behieuwen | hebben behouwen |
zij, ze | behouwen | behieuwen | hebben behouwen |
PresensBeta
Example presens sentences for Behouwen with some of the pronouns.
- Ik behouw een beeld uit steen.
- Jij behouwt de oude tradities.
- Hij/Zij behouwt het erfgoed van de stad.
- Wij behouwen de natuurlijke schoonheid van het landschap.
- Zij behouwen hun familietradities.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Behouwen with some of the pronouns.
- Ik behouwde vroeger beelden uit steen.
- Jij behouwde altijd de oude tradities.
- Hij/Zij behouwde het erfgoed van de stad jarenlang.
- Wij behouwden de natuurlijke schoonheid van het landschap toen we daar woonden.
- Zij behouwden vroeger hun familietradities.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Behouwen with some of the pronouns.
- Ik heb een beeld uit steen behouwen.
- Jij hebt de oude tradities behouwen.
- Hij/Zij heeft het erfgoed van de stad behouwen.
- Wij hebben de natuurlijke schoonheid van het landschap behouwen.
- Zij hebben hun familietradities behouwen.