uitdampen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | damp uit | dampte uit | ben uitgedampt |
jij, je, u | dampt uit | dampte uit | bent uitgedampt |
hij, zij, het | dampt uit | dampte uit | is uitgedampt |
wij | dampen uit | dampten uit | zijn uitgedampt |
jullie | dampen uit | dampten uit | zijn uitgedampt |
zij, ze | dampen uit | dampten uit | zijn uitgedampt |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitdampen with some of the pronouns.
- Ik damp uit.
- Jij dampt uit.
- Hij/Zij/Het dampt uit.
- Wij dampen uit.
- Jullie dampen uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitdampen with some of the pronouns.
- Ik dampte uit.
- Jij dampte uit.
- Hij/Zij/Het dampte uit.
- Wij dampten uit.
- Jullie dampten uit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitdampen with some of the pronouns.
- Ik ben uitgedampt.
- Jij bent uitgedampt.
- Hij/Zij/Het is uitgedampt.
- Wij zijn uitgedampt.
- Jullie zijn uitgedampt.