ontmasten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontmast | ontmastte | heb ontmast |
jij, je, u | ontmast | ontmastte | hebt ontmast |
hij, zij, het | ontmast | ontmastte | heeft ontmast |
wij | ontmasten | ontmastten | hebben ontmast |
jullie | ontmasten | ontmastten | hebben ontmast |
zij, ze | ontmasten | ontmastten | hebben ontmast |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontmasten with some of the pronouns.
- Ik ontmas een boot.
- Jij ontmast een schip.
- Hij/zij/het ontmast een zeilboot.
- Wij ontmasten de mast.
- Jullie ontmasten een jacht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontmasten with some of the pronouns.
- Ik ontmeed een boot.
- Jij ontmaste een schip.
- Hij/zij/het ontmaste een zeilboot.
- Wij ontmastten de mast.
- Jullie ontmastten een jacht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontmasten with some of the pronouns.
- Ik heb een boot ontmast.
- Jij hebt een schip ontmast.
- Hij/zij/het heeft een zeilboot ontmast.
- Wij hebben de mast ontmast.
- Jullie hebben een jacht ontmast.